Wat is het piriformissyndroom?
Hebt u last van een mysterieuze, zeurende pijn in de bil? Een pijn die u belemmert bij uw bewegingen, waardoor bijvoorbeeld ontspannende lange wandelingen ineens een beproeving worden? Dan hebt u misschien wel last van het piriformissyndroom.
Het wát syndroom? Het piriformissyndroom is bij veel mensen onbekend. Maar het kan flink wat last geven. Aan de oorsprong ligt de musculus piriformis. Dat is Latijn voor ‘spier in de vorm van een peer’. Die spier loopt van de binnenkant van ons bekken naar de achterkant van het heupgewricht. Dankzij de piriformisspier kunnen we ons been naar buiten draaien.
Langs – of bij sommige mensen zelfs dóór – de piriformis spier loopt dan weer een lange zenuw: de nervus ischiadicus of ischiaszenuw. Die gaat via de lage rug naar het been. Wanneer hebt u nu last van het piriformissyndroom? Als de piriformisspier verhardt of opzwelt, drukt die op de ischiaszenuw. En dat zorgt voor heel wat lichamelijk ongemak.
Symptomen van het piriformissyndroom
De symptomen van het piriformissyndroom lijken sterk op die van andere rugaandoeningen zoals hernia, en daarnaast beschouwt de medische wereld het syndroom als een vorm van ischialgie. Het piriformissyndroom begint vaak met tintelingen of een gevoel van doofheid in de bil.
Naarmate het syndroom verergert, kunt u de volgende symptomen herkennen:
- De tintelingen kunnen uitstralen naar de voet.
- Steken aan de achterkant van de (boven)benen.
- Pijn in de bil, vooral diep en in het midden van de bil.
- Die pijn kan uitstralen naar de heup en de (boven)benen.
- De aandoening treedt vooral op na lange tijd zitten, wandelen, hardlopen of fietsen.
Oorzaak van het piriformissyndroom
Een mogelijke oorzaak van het piriformissyndroom? Een dikke portemonnee… die u in de achterzak van uw broek steekt. Daarom heet het syndroom in het Engels ook het ‘fat wallet syndrom’. Daar hebben vooral mannen last van. Bij vrouwen komt het syndroom dan weer veel voor bij danseressen. Zeker bij balletdanseressen, die hun bovenbeen vaak moeten uitdraaien. Mannen en vrouwen hebben wél gemeenschappelijk dat het syndroom meestal pas vanaf het veertigste levensjaar de kop opsteekt.
Wat voor oorzaken van het piriformissyndroom bestaan er nog meer, naast danspartijen en gevulde portefeuilles vol bank- en andere kaarten?
- Een val op de bilspier;
- Een verkeerde lichaamshouding;
- Veel en langdurig zitten (op het werk);
- Overbelasting door fysieke arbeid of intensief sporten: hardlopen, fietsen, roeien…;
- Een anatomische afwijking, zoals bijvoorbeeld een instabiel bekken na een bevalling.
Het piriformissyndroom: een lastige diagnose
Dat de klachten van het piriformissyndroom op symptomen bij andere aandoeningen lijken, vertelden we al. Juist daarom vraagt een juiste diagnose om degelijk onderzoek. Artsen luisteren eerst naar de klachten en voeren een lichamelijk onderzoek uit. Maar zelfs dan is er soms bijkomend onderzoek nodig, van CT-scans tot zenuwgeleidingsonderzoek.
Behandeling van het piriformissyndroom
Voor de behandeling van het piriformissyndroom gelden twee basisregels. Eén: net als bij andere aandoeningen is het van het grootste belang om in beweging te blijven. En twee: hoe vroeger u de behandeling begint, des te succesvoller de genezing.
De behandeling van het piriformissyndroom hangt verder af van de ernst van uw klachten. Fysiotherapie is meestal de eerste stap. Met speciale oefeningen rekt de fysiotherapeut uw piriformisspier op. Zo ontspant de spier zich en vormt hij minder belemmering voor de ischiaszenuw. Soms lukt dat ook met massage op het pijnpunt. Ook kan de fysiotherapeut met oefeningen de andere spieren in de bil-, heup- en bekkenregio versterken. In samenspraak met de arts kan de fysiotherapie eventueel vergezeld worden van medicatie, zoals paracetamol in combinatie met ontstekingsremmende pijnstillers.
Een stap verder is dan weer ‘dry needling’. Met een naald prikt een gespecialiseerde fysiotherapeut in de pijnlijke spier. Die spier trekt zich dan even samen en ontspant zich daarna. Meestal is dit genoeg. Is dat niet het geval? Dan is een zenuwblokkade nog een mogelijkheid. Een anesthesist dient een lokale injectie met verdovende medicijnen toe. Nog een alternatief is de spier te ontspannen met een botoxinjectie. Die behandeling moet helaas om de drie maanden worden herhaald.